Diep gebogen over m’n laptop en tot over m’n oren in het directieverslag voor het derde kwartaal, zie ik ineens een hoofd om de hoek van mijn deurkozijn verschijnen: of ik tijd heb voor een medevac?
“Eh ja”, zeg ik, “is er haast bij?” “Nou, ik denk het wel” zegt Sjaak, “7 cm ontsluiting”.
Op zulke momenten weet iedereen precies wat t’ie moet doen. Ervaring met duizenden medevacs in de afgelopen 55 jaar, laat de MAF-organisatie zich van zijn beste kant zien.

Binnen no time zijn we in de lucht, een vliegtuig goed voorbereid voor het doel van die vlucht, met matras en alles keurig op z’n plaats. Koffertje met de bevalling-set voor het grijpen en de zuurstoffles goed vastgezet. Ondertussen praat ik bij met de broeder die ik al een poosje niet meer heb gezien en die plaatsgenomen heeft op de co-pilot seat.

Op Botopasi aangekomen ligt daar de aanstaande moeder op een brancard in de schaduw. Duidelijk in de laatste fase. Ook op Botopasi is het opvallend hoeveel handen er gereed zijn om te helpen. Terwijl ik de jonge vrouw op het matras de veiligheidsgordel omdoe en haar infuus ophang, probeert de aanstaande vader me te passeren in de deuropening om zijn plekje in het vliegtuig veilig te stellen. Met de vrouw op haar matras en de broeder achterin druk in de weer om alles in gereedheid te brengen voor een eventuele bevalling aan boord, zie ik het gevaar van een achteroverkantelend vliegtuig groter worden. Nauwelijks lukt het me om de aanstaande vader een aantal keren ervan te weerhouden om de vliegtuigtrap op te gaan. Eindelijk kan de duidelijk zenuwachtige man zijn plekje innemen.

Routinematig start ik het vliegtuig en doe mijn checks om zo snel mogelijk weg te taxiën naar het begin van de baan om op te stijgen en naar een comfortabele hoogte te klimmen. Tijdens het uit-taxiën, heeft de broeder zijn gordel weer afgedaan en is plotseling van zijn stoel, omdat de jonge vrouw wel erg hard begint te roepen. Kennelijk is er iets gaande……
Ik vraag hem vriendelijk, maar dringend om snel weer te gaan zitten, zodat we kunnen opstijgen. Hij begrijpt het. De aanloop is kort en binnen een paar seconden laten de wielen de hobbelige airstrip achter zich. Terwijl ik aan mijn klim begin en nog maar net de aangrenzende rivier ben overgevlogen voel ik een plotselinge beweging. De broeder is uit zijn stoel gesprongen, zie ik uit mijn ooghoeken en met een grote stap over de vrouw heen beland hij aan de achterzijde van het vliegtuig. Terwijl ik het vliegtuig in bedwang houd met de bewegelijk broeder achterin, wordt er na nog geen minuut in de lucht te zijn, een gezonde baby geboren op een hoogte van nog geen 200 voet en dat bij een snelheid van 150 km uur en stijgend. Wauw, wat een kunstenaar, die broeder! Binnen een kwartier heeft hij de complete bevalling afgerond en alles opgeruimd en dat terwijl wij nog naar 7500 voet, onze kruishoogte, aan het stijgen zijn. Een grote smile op het gezicht van de broeder en een dikke duim omhoog, vertellen me dat alles goed is gegaan en dat er een gezond kindje is geboren.

Maar het mooiste komt nog. Want bevallingen aan boord maken we weleens vaker mee.

Bij aankomst regent het, maar mijn collega’s duwen ons met vliegtuig en al achteruit de hangaar in. De gereedstaande ambulance wordt met een soepele draai, eveneens in de beschutting van de hangaar geparkeerd.
Onderweg had ik de vader al gefeliciteerd en nu kan ik ook de kersverse moeder een hand geven. Met de zweetdruppels nog op haar voorhoofd, breekt er ook op haar gezicht een tevreden glimlach door.
Ik vraag of ze al een naam heeft voor haar mooie dochter. “Nee, eh, nee” stamelt ze. Wilt u haar een naam geven?” vraagt ze. Ik versta haar niet goed, dus buk ik me het vliegtuig in, waarna ze haar vraag herhaalt, terwijl haar man hard knikkend zijn goedkeuring geeft. Ik sta even sprakeloos en snel na te denken, omdat ik zie dat ze het echt menen. Na een paar seconden zgi ik: “Elisabet, ik zou haar graag Elisabet willen noemen.” Moeder herhaalt de naam een paar keer en al knikkend en met een smile op zijn gezicht herhaalt de vader, de naam op een manier alsof hij iets proeft.

“Wat een voorrecht” schiet het door me heen “dat ik dit paar mag dienen en dat ik ook nog hun kersverse dochter haar naam mag geven”. Terwijl ik met de man en zijn kindje stijf in de armen geklemd, naar de ambulance loop, ligt ik toe “zo heet mijn dochtertje ook”. Begrijpend kijkt hij me aan en de glimlach wordt nog breder. Verwonderd nemen we afscheid van elkaar, terwijl ik achterblijf en stilletjes bid of dit meisje mag opgroeien als de Bijbelse  Elisabet.